Skip to content

ACT Portretten!

Naast onze fysieke activiteiten en bijeenkomsten, grijpen we nieuwe mogelijkheden aan om gesprekken over ruimtelijke kwaliteit aan te wakkeren. Daarom introduceren we:  ACT Portretten!

Regelmatig plaatsen we een portret van personen die werkzaam zijn in het ruimtelijk domein of daar veel voeling mee hebben. Aan de hand van zes terugkerende vragen vertellen zij over hun relatie tot het landschap, een gebouw of de gebouwde omgeving in Twente en geven ze aan hoe zij de toekomstige opgaven voor Twente zien.

De portretten geven een blik op hun belevingswereld, inspiraties en dromen over een toekomstbestendig Twente. Hopelijk kunnen we over deze onderwerpen weer snel met u van gedachten wisselen op fysieke activiteiten.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Het Balengebouw (1907) – Architecten renovatie (2010): Rem Koolhaas, Bjarne Mastenbroek, Uda Visser

Marlies Rohmer

Dobbelmanterrein – Nijmegen, architect: Marlies Rohmer Architecture and Urbanism (Foto: Michael van Oosten & Marijke Mooy)

Wadi,_Enschede_(51329591043) kopie

Voorbeeld van een mooi uitgevoerde Wadi – Gemeente Enschede

Portret Roelof Bleker

Zes vragen over stad en landschap voor Roelof Bleker, burgemeester van Enschede. Bleker was wethouder in deze stad tussen 2001-2010. Hij studeerde Technische Bedrijfskunde aan de UT.

1- Wat vind jij de mooiste plek of gebouw in Twente?

Voor mij is dat het Balengebouw. Het staat op een prachtige plek middenin in de wijk Roombeek. Van origine een pakhuis voor textiel, dat transformeerde tot mediapand en nu de stadsredactie van Tubantia huisvest. Het heeft een anker naar het verleden, zicht op de bleek en blik op het heden en toekomst. Een democratisch hart van de wijk. Maar niet alleen het resultaat mag er zijn, ook het transformatieproces! Tijdens de planvorming voor een mogelijke transformatie waren twee architecten al vastgelopen op de hoogte van het pand en de gebruiksmogelijkheden. Rem Koolhaas kwam toen met een briljante oplossing: zaag het gebouw doormidden en lift het op. Bjarne Mastenbroek en Uda Visser (SeARCH) werkten dit bijzondere idee van Koolhaas succesvol uit. Wat mij goed is bijgebleven is de discussie met welstand en de monumentencommissie. Die vonden het een mooi plan, maar de monumentencommissie kon niet akkoord gaan met het doorzagen van een monumentaal pand. Ik zei toen: “Nou, geef dan een negatief advies, maar vindt u het erg dat ik vervolgens dit advies naast me neerleg?” En zo is het gebouw goedgekeurd. Zie hier een fascinerende timelaps van de bouw en het opkrikken.

2- Wat vind jij het belangrijkste aan een gebouw, stad of landschap?

Met gebouwen vorm je de openbare ruimtes, waar je elkaar ontmoet en waar het prettig verblijven moet zijn. Het zijn uiteindelijk die openbare ruimtes die de stad maken. Als je naar de Twentse landschappen kijkt, vind ik dat er een halt toe geroepen moet worden aan schaalvergroting. Dankzij die schaalvergroting verlies je ruimtelijke karakteristieken en biodiversiteit. Wat dit betreft heb ik veel respect voor en geloof in het initiatief van Jaap Dirkmaat, voorzitter Vereniging Nederlands Cultuurlandschap (VNC). Zijn initiatief bestaat erin om hagen in het landschap weer terug te brengen. Dirkmaat kijkt daarbij ook goed naar de oude lijnen in het landschap en probeert dit weer terug te brengen. Dat levert niet alleen een fraaier landschap op, maar versterkt ook de natuur en vergroot de biodiversiteit.

3- Wanneer is je passie voor ruimtelijke vormgeving begonnen?

Begonnen in mijn tijd als wethouder, toen ik woningbouw en ruimtelijke ontwikkeling in mijn portefeuille had. In die tijd veel gezien en gereisd naar andere steden in binnen- en buitenland om inspiratie op te doen. Zo ontdekte ik de 15-minuten stad, een principe dat in wereldwijde gebiedsontwikkeling steeds vaker gebruikt wordt. Het is idee: basisbehoeften en aanvullende wensen van inwoners zijn binnen een kwartier bereikbaar. Hierbij is de auto niet leidend. Begrip wordt gebruikt om innovatieve en milieubewuste aspecten van mobiliteitsplannen aan te geven. In Nederland, bijvoorbeeld Utrecht heeft men het al over de 10-minuten stad. Mooie ambitie voor Enschede!

4- Wat is de mooiste/grappigste uitspraak die je ooit over architectuur hoorde?

Ik heb geen idee…!

5- Wie is je favoriete architect?

Marlies Rohmer. Zij maakt écht menselijke gebouwen, in de lijn van Herman Herzberger. Rondom haar gebouwen ontstaat ook altijd een goede en levendige openbare ruimte. Dat komt omdat zij oog heeft voor de informele kant van architectuur, niet alles is bij haar volledig door geprogrammeerd. Zij laat bewust ruimte voor spontaan gebruik, da’s belangrijk voor de stad! Rohmer heeft veel gebouwen voor de jeugd, sport en scholen ontwikkeld waar je heel mooi ziet dat de mens altijd centraal staat. Er zit bovendien veel vakmanschap en oog voor detail in haar werk, het zijn echt heel zorgvuldige gebouwen.

6- Wat zie je als de grootste ruimtelijke uitdaging de komende 10 jaar?

Grootste opgave: groei van de stad faciliteren op zodanige wijze dat leefbaarheid en biodiversiteit worden bevorderd. Bij verdichten is veel aandacht nodig voor openbaar gebied: van wegen naar straten, van een auto-georiënteerde openbare ruimte naar eentje waar het langzaam toegaat, met uitsluitend fietsers en voetgangers. Verdichten en groei gaan hoe dan ook ten koste van groene ruimte. Door veel aandacht voor groen (natuur) en blauw (water) bij renovatieopgaven en nieuwe woongebieden kan leefbaarheid en biodiversiteit in de stad bevorderd worden. Wat dat betreft, zijn ze in Amsterdam op de goede weg, maar onderschat ons eigen Enschede niet! Op het gebied van water zijn we hier ook goed bezig. Toen ik nog wethouder was (2001-2010) heb ik bijgedragen om de Roombeek terug te brengen in de stad, dat project heeft veel spin-off gekregen. En vergeet onze beroemde wadi’s niet, die zijn in Enschede uitgevonden!

Jacob_Isaacksz._van_Ruisdael_-_Two_Watermills_and_an_Open_Sluice_near_Singraven

Twee watermolens en een open sluis bij Singraven (1650), Jacob van Ruisdael

Woonhuis S Kuks

Woonhuis Stefan Kuks, architect: Harry Abels (IAA)

Fallingwater,_Pennsylvania

Fallingwater House, Pennsylvania, Frank Lloyd Wright

Portret Stefan Kuks

Zes vragen over stad en landschap voor Stefan Kuks, watergraaf van het waterschap Vechtstromen. Kuks is tevens hoogleraar waterbeleid aan de Universiteit Twente.

1- Wat vind jij de mooiste plek of gebouw in Twente?

Twente heeft een prachtig bekenlandschap. Het is hellend gebied met stuwwallen uit de IJstijd die de loop van het water bepalen. In het oosten van Twente komt het water samen in de Dinkel, en de rest van Twente watert af op de Regge. Beide rivieren gaan verder in de Overijsselse Vecht richting Zwolle en IJsselmeer. Het Reggedal en Dinkeldal zijn prachtig, en hebben internationale allure als natuurlijke, levende rivieren. Met gasten ga ik geregeld wandelen langs de Regge bij Enter of bezoeken we de Dinkel die ik op Landgoed Singraven het mooiste vind. Vanaf 1648, na het einde van de tachtigjarige oorlog, reisde Jacob van Ruisdael meerdere keren naar Twente om het reliëf-landschap met stromende beekjes, watermolens, zandverstuivingen en monumentale eiken te schilderen. Het veranderde definitief de opbouw van zijn schilderijen die daarvoor vooral door monumentale luchten werden gedomineerd. Het hoogtepunt was voor hem kasteel Bentheim, waarvan 15 versies bekend zijn en over de hele wereld hangen. De watermolen bij Singraven hangt in de National Gallery in London. Mijn favoriete wandelplek is de Umfassungsweg over het Landgoed Twickel bij Delden. Ook hier loop je door typische Ruisdael-landschappen met oude eiken en passeer je bij de Noordmolen de Twickelervaart en de Azelerbeek.

2- Wat vind jij het belangrijkste aan een gebouw, stad of landschap?

Bij de groei van dorpen en steden is in Twente lange tijd het landschap uit de bebouwde kom weggedrukt. Verdichting van de bebouwing en verharding van de ondergrond kregen de overhand. Op veel plaatsen binnen de gebouwde kom verdwenen beken ondergronds in rioolbuizen, mede omdat voor 1970 het afvalwater nog nauwelijks gereinigd werd en een beek als open riool niet werd gewaardeerd. Nieuwbouw keerde zich met de rug naar het water dat hierdoor steeds minder ruimte kreeg en zich langs achtertuinen, schuttingen en erfscheidingsmuurtjes door de bebouwde kom moet wurmen. Bij intensieve regenval zie je dat het niet goed gaat als er te weinig ruimte voor water is, waardoor er op allerlei plaatsen in stedelijk gebied jaarlijks overstromingen ontstaan. Tegenwoordig is water een welkome gast in stedelijk gebied en een kwaliteit die meerwaarde geeft bij ruimtelijke ontwikkeling. Belangrijk bij stedelijke ontwikkeling vind ik dat we ons maximaal inspannen om groenblauwe structuren in de bebouwde omgeving mee te ontwikkelen. Bij een veranderend klimaat met weersomstandigheden die extremer worden (meer hoosbuien, maar ook meer hittestress en droogte) hebben we meer begroeiing en open water nodig om onze leefomgeving veilig, bewoonbaar en gezond te houden. Zorg dat water van de achterkant naar de voorkant komt. Probeer het landschap in de steden en dorpen binnen te halen (‘landscape urbanism’) en haal beken waar mogelijk weer bovengronds (‘daylighting the streams’).

3- Wanneer is je passie voor ruimtelijke vormgeving begonnen?

In mijn jeugd groeide ik op in een huis dat van voren naar achteren was georganiseerd (voorkamer met uitzicht op de voortuin, achterkamer met uitzicht op een hele diepe tuin). Een vriend op de lagere school woonde in een huis dat juist in de breedte was opgebouwd, de meeste vertrekken naast elkaar en met uitzicht op de tuin en het Dinkeldal als achterliggend landschap. Dat panoramische perspectief op het landschap vond ik fascinerend. Het heeft er uiteindelijk toe geleid dat – toen ik uiteindelijk een eigen huis liet bouwen – ook een huis met een as in de breedte heb neergezet en daarbij teruggreep naar Palladio bij wie de assenstructuur heel belangrijk was. Het mooie aan architectuur is dat je met assen en zichtassen kunt spelen. In landschapsarchitectuur geldt dat ook. Op Twentse boerderij-erven zijn open zichtlijnen naar het omringende landschap vanouds functioneel en een geweldige kwaliteit. Bij herbestemming van zulke erven zie je wel eens dat de nieuwe eigenaar er een wal met rododendrons omheen legt om beslotenheid te creëren. Dat is dan geen gezicht. Het heuvelachtige Twentse coulisselandschap, waarin ik ben opgegroeid, heeft zich in die zin ook als ‘mental map’ van het ideale landschap in mijn hoofd gezet.

4- Wat is de mooiste/grappigste uitspraak die je ooit over architectuur hoorde?

In 1998 presenteerde het Stedelijk Museum in Amsterdam de tentoonstelling ‘Zielespiegel’, door Harry Mulisch als gastcurator samengesteld. Van hem wordt wel gezegd dat hij een Nederlandse schrijver is met een Duitse ziel. Duitse kunstenaars als Albrecht Dürer, Caspar David Friedrich, Anselm Kiefer en Markus Lüpertz zet hij in voor een reflectie op de Duitse geschiedenis. Later las ik uitspraken van Mulisch over de ziel van het landschap. In een interview met Christoph Buchwald (‘De hond en de Duitse ziel’ uitgegeven bij Cossee Amsterdam in 2002, pp. 18-19) zegt hij: “De Nederlandse natuurervaring, dat zijn koeien en weiden, sloten en een hoge lucht, en in de verte misschien de kerktoren van Delft. (…) Dan is er weinig ruimte voor natuurromantiek (…). God heeft de wereld geschapen, maar Nederlanders Nederland, in het gunstigste geval, als het goed is, ‘naar de natuur’, de natuur geïmiteerd. Dat heeft een aangeharkte grote tuin opgeleverd, met veel te rechte hoeken.” Over het Duitse woud zegt hij: “In een bos is alles verticaal, de bomen wortelen in de diepte (van natuurgeesten of van de Duitse ziel), de toppen wijzen omhoog naar het metafysische (naar de goden, naar God); dat bevalt me, en dat het me bevalt heeft misschien toch met mijn genen te maken, met mijn Duitse ziel, wie weet.” Mijn stelling is dat het Twentse landschap dichter bij de Duitse dan bij de Nederlandse natuurervaring staat. 

5- Wie is je favoriete architect?

Architectuur is het mooist wanneer het goed is ingepast in de omgeving en zich op een intrigerende manier daartoe verhoudt. We noemen dat ruimtelijke kwaliteit. Er zijn heel veel mooie voorbeelden te noemen. Als ik er één moet kiezen is dat het Fallingwater House van Frank Lloyd Wright in Pennsylvania. Het huis is temidden van bomen op een rotsachtige helling over een waterval gebouwd. De terrassen aan het huis en het spel van horizontale en verticale lijnen versterken het cascade-gevoel. In de architectuur van mijn eigen huis, ontworpen door Harry Abels (IAA) zijn verschillende stijlkenmerken van Frank Lloyd Wright uitgewerkt.

6- Wat zie je als de grootste ruimtelijke uitdaging de komende 10 jaar?

Klimaatadaptatie is een grote ruimtelijke opgave en uitdaging voor de komende tien jaar. Het klimaat verandert, de zeespiegel stijgt, de bodem daalt, de beschikbaarheid van zoetwater neemt af, en we krijgen meer zware hoosbuien over ons heen. Niet alles kan overal. Water moet een ordenend principe in de ruimtelijke ordening zijn. Bovendien heeft de Deltacommissaris becijferd dat de schade door extreem weer in Nederland cumulatief 170 miljard euro bedraagt in 2050 als we niets extra’s doen. Schade voorkomen is dus een verdienmodel. Via zogenaamde stresstesten hebben de 14 Twentse gemeenten samen met waterschap Vechtstromen en de provincie Overijssel een Klimaatatlas gemaakt, zie: www.vechtstromen.nl/over/klimaat/klimaatatlas-twente. In die atlas kun je op postcode-niveau zien hoe kwetsbaar je op een locatie bent. De uitdaging is om met ruimtelijke maatregelen meer klimaat robuust te worden. Dat kan de overheid niet alleen, die heeft maar 30% van de ruimte in handen, de overige 70% is particulier bezit. Voor de ruimtelijke ontwerpers, architecten en de gehele bouwsector moet dit een geweldige uitdaging zijn!

De Doorbraak

De Doorbraak in Almelo (foto: Rikkert Harink)

Almelo-Indië terrein URES

 Industrieel erfgoed op Almelo-Indië terrein (foto: Rikkert Harink)

Bomenrooster

Bomenrooster voor het pleintje bij de bioscoop in Almelo (ontwerp: Wanda Roskam)

Almelose Aa

levendige openbare ruimte aan de Almelose Aa

Drijvende natuur

Drijvende natuur in hartje Almelo

Portret Wanda Roskam

Zes vragen over stad en landschap voor Wanda Roskam, senior ontwerper stedenbouw en landschap bij de gemeente Almelo. Zij studeerde Tuin- en Landschapsarchitectuur in Wageningen.

1- Wat is jouw favoriete landschap in Twente?

Ik heb altijd in steden aan één van de grote rivieren gewoond; Nijmegen, Wageningen en Culemborg. Ik houd van de grootsheid van de rivieren, de uiterwaarden, ingesloten door de dijken. In Twente zijn de waterlijnen veel subtieler, meer verborgen en verbonden met het omliggende landschap. Ook dat heeft zijn charmes. De Doorbraak, ten zuiden van Almelo is een nieuw gegraven beek van 13 km lang, een project van waterschap Vechtstromen. Belangrijkste doel is de waterhuishouding; om de stad Almelo droge voeten te geven bij hevige regens en ook om verdroging van landbouwgronden te voorkomen. De Doorbraak is er ook voor de natuur en vormt een ecologische verbinding tussen Noordoost Twente en de Sallandse Heuvelrug. Er is veel aandacht voor natuurbeleving: paden, banken en vogelkijkhutten. Mooi om te zien hoe dit landschap langzaam verandert, meer begroeid raakt en er meer en meer wilde bloemen en vogels komen. Een kleine rivier in Twente.

2- Wat vind jij het belangrijkste aan een stad of landschap?

Voor een stedelijk of landelijk landschap is het mooi wanneer het als vanzelfsprekend voelt. Dat bestaande structuren en patronen voelbaar zijn en aansluiten op de omgeving. Bij opgaves spelen er vaak vele belangen en wensen. Plannen worden steeds complexer door eisen vanuit klimaat, circulariteit en gezondheid. Mijn streven is dat het een integraal plan wordt en geen optelsom van losse onderdelen. Ook aansluiting zoeken in de tijd vind ik belangrijk, de geschiedenis speelt een rol in hoe een plek eruit ziet, het maakt de plek eigen. Maar ook nadenken over de toekomst. Je zou willen dat stad en landschap kunnen meebewegen met wisseling van functies en gebruik, adaptief zijn.

3- Wanneer is je passie voor ruimtelijke vormgeving begonnen?

Al heel jong, al was ik me er toen niet van bewust, hield ik van vormgeven, inrichten. Mijn grootste wens als 10-jarige was een eigen paard. Ik heb heel veel stallen en ranches op papier uitgetekend om mijn ouders te laten zien, hoe ik dat voor ogen had. Later ontstond vooral interesse in hoe de wereld is ontstaan. Aardrijkskunde en vooral geologie was mijn lievelingsvak. Maar een studie geologie werd me ten zeerste afgeraden; ik ben meer een alfa dan een bèta. Via gesprekken met een oudtante ben ik op tuinarchitectuur uitgekomen. Dan bleek de studie in Wageningen toch heel anders! Ik had een te romantisch beeld, het schaalniveau van een tuin komt in de opleiding nauwelijks voor. De studie heet nu ook niet meer Tuin- en landschapsarchitectuur, maar alleen Landschapsarchitectuur. Nooit spijt van gehad overigens. Mijn liefde en aandacht voor details in een ontwerp zijn wel altijd gebleven.

4- Wat is de mooiste uitspraak die je ooit over stedenbouw hoorde?

Een van de quotes van Jan Gehl (een Deense stedenbouwkundige) is: “First life, then spaces, then buildings – the other way around never works”. Bij het maken van ontwerpen voor de openbare ruimte staat het dagelijks leven van voetgangers en fietsers centraal. Goed om te kijken naar de plek, hoe die nu gebruikt wordt om het beste eruit te halen. Waar is behoefte aan? Mensen moeten zich “vrij voelen” in de ruimte, ik probeer me altijd te verplaatsen in gebruik en beleving. En ga graag met de bewoners en belanghebbenden in gesprek. Met de coronacrisis is nog duidelijker geworden hoe belangrijk het leven in de openbare ruimte is; groene stadsparken, de ommetjes bij huis en flaneren in de binnenstad.

5- Wie is je favoriete ontwerper?

Ik heb geen echte favoriet. Een speciale plek bij mij heeft Ank Bleeker. Zij was mijn docent tijdens de studie landschapsarchitectuur. Ik liet me snel overdonderen door ‘krachtige’ medestudenten en ging twijfelen of ik wel goed genoeg was. Door haar hulp heb ik vertrouwen en plezier teruggevonden in de studie en geleerd goed te kijken naar het plangebied en een eigen koers te varen in ontwerpoplossingen. Daar ben ik haar nog steeds dankbaar voor. Eind jaren ’70 heeft Ank Bleeker met Riek Bakker een eigen bureau opgericht (het huidige B+B). Heel bijzonder, dat ze als vrouwen destijds die stap hebben gezet en zich een plek wisten te verwerven bij stadsplanning, eerder alleen weggelegd voor stedenbouwers en architecten (voornamelijk mannen!). Landschapsarchitect Yttje Feddes heeft ter ere van de haar toegekende Bijhouwerprijs een boek geschreven: Vakvrouwen, waarin Ank Bleeker ook wordt geïnterviewd. Mooi om door de ogen van vrouwen te lezen over de emancipatie van het vakgebied in de afgelopen 40 jaar.  

6- Wat zie je als de grootste ruimtelijke uitdaging de komende 10 jaar?

Ook in de voorgaande portretten aan de orde gesteld: de klimaatverandering raakt ons allen. Maar ook de energietransitie, de huidige bouwopgaves en mobiliteit. Het vraagt allemaal om in- en aanpassingen van de steden en het landschap. Met de toenemende druk op de ruimte is goed landschapsbeleid onontkoombaar. Ook om te bepalen wat we van het huidige landschap willen behouden, waar we zuinig op moeten zijn. 

Landgoed Twickel

Landgoed Twickel, Delden

SESC Pompéia Factory

SESC Pompéia Factory in São Paulo van Lina Bo Bardi

Portret Jessica Hammarlund Bergmann

Zes vragen over stad en architectuur voor Jessica Hammarlund Bergmann, stedenbouwkundige en partner bij blau | stedenbouw & landschap én namens Het Oversticht stadsbouwmeester in Enschede. Jessica studeerde architectuur en planning aan de Arkitektskolen in het Deense Århus.

1- Wat vind jij de mooiste plek of gebouw in Twente?

Ik ben erg betoverd door het Twentse landschap. Twente is nieuw voor mij. Ik zie een rijk, gelaagd landschap; met veel bomen, heuvels, kamers. Heel liefelijk en vriendelijk.

Het station en het stadhuis in Enschede, maar ook de nieuwe stadscampus van Saxion, zijn mooie gebouwen die dezelfde vriendelijkheid en menselijke schaal uitstralen.

De Alphatoren vind ik intrigerend: erg hoog, in een binnenstedelijke context die verder vrij laag is. De klassieke gevelopbouw doet denken aan Amerikaanse torens uit de vorige eeuw. De aanhechting op de openbare ruimte eromheen is in orde, zonder overheersende schaduw- en windhinder. Het slanke silhouet van het toren helpt daarin mee. Al met al goed gedaan.

De Alphatoren laat zo zien dat bij stedelijke verdichting hoogbouw een middel kán zijn. Toevoeging van bouwvolume alleen maakt echter geen goede steden. Bij elk project moeten wij de vraag stellen welke kwaliteit die specifieke ontwikkeling aan de stad toevoegt. Los van de vierkante meters woon- of werkruimte.

2- Wat vind jij het belangrijkste aan een gebouw of stad?

Ontmoeting is wat een fijne stad maakt. Voor mij is een stad daarom de publieke ruimte. Gebouwen zijn de wanden van die ruimte en voeden het leven met de programma’s die in die gebouwen gehuisvest zijn. Voor mij gaat het altijd over de kwaliteit van de ruimte die wij met elkaar delen. Hoe fijner die is, hoe vaker wij in die openbare ruimte verblijven, hoe vaker wij elkaar tegenkomen.

3- Wanneer is je passie voor ruimtelijke vormgeving begonnen?

Vrij laat, misschien pas aan het eind van de middelbare school. Ik heb mijn opleiding in Denemarken gedaan. Architectuur en stedenbouw zijn daar niet zulke gescheiden disciplines als in Nederland. In Denemarken heeft iedereen, of je nu industrieel vormgever, architect of stedenbouwer wilt worden, dezelfde twee basisjaren. Pas daarna ga je je specialiseren.
Ik dacht dat ik architect wilde worden. Maar al vrij snel werd duidelijk dat ik stedenbouw veel interessanter vond. Omdat het de meest integrale ontwerpdiscipline is; je moet iets weten over architectuur en volumes, maar ook over openbare ruimte en landschap en over hoe mensen willen wonen en werken. In die zin is mijn echte passie ruimte maken waarin mensen samen zijn.

4- Wie is je favoriete architect?

Als stedenbouwkundige ben ik groot fan van Jane Jacobs en Antanas Mockus. De eerste een Amerikaans-Canadees econoom die veel rake dingen over het leven in de stad heeft gezegd; de tweede de voormalige burgemeester van Bogota.

De documentaire ‘Bogota Change’ laat zien hoe Mockus met een heel verrassende aanpak Bogota transformeert. Een stad die op dat moment als de meest gevaarlijke stad van Zuid-Amerika werd gezien. Dat hij bijvoorbeeld alle verkeerspolitieagenten laat omscholen tot mime-clowns en een avond in de stad organiseert waarop mannen thuis moeten blijven en alleen vrouwen op straat mogen, zijn onderdelen van een groter plan dat in die film langzaam zichtbaar wordt. Een aanrader!

Als ik een architect moet noemen, kies ik voor de Braziliaanse architect Lina Bo Bardi. SESC Pompéia Factory in São Paulo is een ontzettend levendige en vriendelijke plek, waar van alles gebeurt, van onder op. In plaats van alles slopen en haar ‘eigen’ gebouwen vormgeven, heeft ze een groot deel van de oude fabrieksgebouwen laten staan. Het bestaande gebruik – dat al door de buurt geïnitieerd was – heeft ze zo op de best mogelijke manier gefaciliteerd.

5- Wat is de mooiste of grappigste uitspraak die je ooit over architectuur hoorde?

Architecten zijn niet de meest grappige mensen – wij nemen onszelf te serieus daarvoor. Als ik aan een uitspraak denkt dan is het Jane Jacobs die zei: “Not TV or illegal drugs but the automobile has been the chief destroyer of American communities”.

In Europa is het gelukkig iets minder, maar nog steeds is de auto en hoe wij die geparkeerd krijgen, maatgevend voor elk bouwproject. Ik ben heel blij dat de laatste jaren een nieuw denken over mobiliteit is ontstaan, dat de stad met minder zware kettingen aan de auto legt.

6- Wat zie je als de grootste ruimtelijke uitdaging van de komende 10 jaar?

Het is misschien niet het eerste waar je aan denkt bij ruimtelijke vraagstukken, maar kansongelijkheid wordt, naast het klimaat, de grootste uitdaging voor de komende tijd.

De kloof tussen stad en platteland, tussen hoogopgeleiden en laagopgeleiden, tussen burger en overheid, groeit. Wij staan voor een enorme uitdaging, die besluiten vraagt die het leven van ons allemaal gaan raken.

In steden komen de meest diverse groepen dichtbij elkaar. In steden gaan kansongelijkheid en de kloof tussen groepen burgers zich het snelst en meest schrijnend vertonen. Als ontwerpers mooie parken maken en gebakken klinkers gebruiken, is dat niet genoeg. Verschillende disciplines als ruimtelijk ontwerpen, maatschappij, economie, onderwijs moeten binnen een stad hechter en gerichter samenwerken. Alleen dan kunnen we veel goed doen.

Spinnerij

Van Heekcomplex Enschede

Mihomuseum IM Pei

Mihomuseum Japan van  I.M. Pei

Portret Tom Brughuis

Zes vragen over stad en architectuur voor Tom Brughuis, senior beleidsadviseur stedelijke ontwikkeling bij de gemeente Enschede. Hij studeerde ruimtelijke ordening & planologie (Saxion en UvA).

1- Wat vind jij het mooiste gebouw of plek in Twente?

Het van Heekcomplex in de binnenstad van Enschede (Scott 1896 en Beltman 1892). Ten eerste omdat ik er zelf gewoond heb. Het is prachtig om te wonen in een gebouw met zo’n bijzonder karakter en historie dat ook nog eens in de binnenstad staat. Het is een mooi voorbeeld van hoe steden in de loop van de jaren transformeren. Enschede, groot geworden door de textielindustrie, is nu een stad van wetenschap en ontmoetingseconomie geworden en heeft, in tegenstelling tot wat wordt gedacht, best een historie bij hergebruik van gebouwen. Deze transformatie dateert al van midden jaren ‘80. In de komende jaren verandert door het project Centrumkwadraat de omgeving weer.

2- Wat vind jij het belangrijkste aan een gebouw, stad of landschap?

Het functioneren staat wat mij betreft centraal. Dat geldt zowel voor gebouwen, steden als landschappen. Het zijn een soort stenen organismen die de mens en de natuur faciliteren in het functioneren. Ze moeten daarom adaptief en duurzaam zijn.

3- Wanneer is je passie voor ruimtelijke vormgeving begonnen?

Ik denk dat het een combinatie is van vakanties in mijn vroege jeugd, waar we met de vouwwagen door Europa trokken. Andere landen, mensen en hun steden fascineerden me al vroeg. Door de aardrijkskundelessen (ondergewaardeerd vak!) op de middelbare school is mijn bewustzijn over het belang van ruimtelijke ordening en -vormgeving verder verdiept en wist ik zeker dat ik later in mijn werk daar iets mee wilde.

4- Wat is de mooiste/grappigste uitspraak die je ooit over architectuur hoorde?

Eigenlijk krijg ik in mijn werk vooral vervelende dingen over architectuur te horen. Mensen denken dat architectuur voor de happy few is en dat standaardoplossingen de sleutel zijn. Bijzonder, omdat veel particulier opdrachtgeverschap laat zien dat een hogere kwaliteit zowel qua uitstraling als qua materiaalgebruik mogelijk is, terwijl de prijs van het gebouw hetzelfde blijkt te zijn als bij projectbouw. Dat komt omdat mensen bij particulier opdrachtgeverschap meer bewust zijn van de keuzes die ze maken. Keuzes over duurzame materialen bijvoorbeeld. Wil je nu minder betalen en binnen 10 jaar alweer groot onderhoud moeten doen? Maar ook keuzes over wat heb je echt nodig en wat vind je echt mooi. Dat voorkomt dat je binnen afzienbare tijd alweer een interne verbouwing aan het doen bent.

5- Wie is je favoriete architect?

I.M. Pei. Zijn gebouwen, zoals de piramides van het Louvre en het museum voor moderne kunst in Luxemburg kennen een perfecte harmonie met de gebruikers en het landschap. Je voelt dit het beste in het Mihomuseum in Japan (http://www.miho.or.jp/en/) Het museum is voor een groot deel in de berg geïntegreerd en opent zich alleen bij de ingang, voor lichtinval en voor uitzicht naar het landschap. De balans in het gebouw maakt je op slag rustig, zodat je kunt genieten van de grote kunstschatten die tentoongesteld worden.

6- Wat zie je als de grootste ruimtelijke uitdaging de komende 10 jaar?

Ik zie het herstel van de balans tussen de gebouwde omgeving, de mens en de natuur als belangrijkste uitdaging. Nog steeds maken we keuzes die ten koste gaan van de flora en fauna terwijl dat niet nodig is. Alle technieken en kennis om verstandige keuzes te maken zijn voorhanden. Het vraagt alleen om (politiek) lef om het verschil te maken en afscheid te nemen van conservatieve denkbeelden.

UT Campus

patiowoningen op de campus van de Universiteit Twente van Herman Haan

Med faculteit Louvain-la-Neuve L Kroll

Huisvesting medische faculteit universiteit Louvain-la-Neuve van Lucien Kroll

Verbeterde gevels Haverstraatpassage

Verbeterde gevels Haverstraatpassage Enschede (foto Rob Hendriks)

Portret Rob Hendriks

Zes vragen over stad en architectuur voor Rob Hendriks, architect bij DAAD Architecten en 7 jaar stadsbouwmeester van Enschede. In 2021 draagt hij het stadsbouwmeesterschap over aan Jessica Hammarlund Bergmann. Binnenkort verschijnt haar portret.

1- Wat vind jij de mooiste plek of gebouw in Twente?

Voor mij is dat de campus van de Universiteit Twente. Ik kwam daar voor het eerst via een vriend die daar aan de AKI studeerde, toen ik zelf in Delft zat. De campus is een mooi voorbeeld van een totaalconcept van landschap en architectuur. De patiowoningen van Herman Haan, die sinds kort Rijksmonument zijn, illustreren dit totaalconcept het best. Deze gaan prachtig op in het landschap en hebben een hoge woonkwaliteit.

Überhaupt is de UT campus uniek in Nederland, waar universiteiten vaak in de binnenstad gevestigd zijn, of op later ontwikkelde onderwijscampussen. Dat geeft wel een andere sfeer, zoals in Groningen. Ik ben in die stad actief als architect en ik merk dat de studenten daar wel meer deel uitmaken van de samenleving, doordat ze in het centrum en stadswijken veel zichtbaarder zijn. In Enschede zijn de studenten, op hun prachtige campus, helaas minder zichtbaar aanwezig in de stad.

2- Wat vind jij het belangrijkste aan een gebouw of stad?

Een gebouw zou zich op een vanzelfsprekende manier moeten verbinden met de context waarin het geplaatst is, eigentijds in expressie, maar herkenbaar voor passanten en gebruikers vanuit de geschiedenis waarvan het onderdeel uitmaakt. Als dat gecombineerd wordt met de kwaliteit van aanpasbaarheid in de tijd en het gebouw uitnodigingen biedt om door de gebruikers toegeëigend te worden, dan bouw je werkelijk duurzame gebouwen. Ik noem dat alles het gebouw als spons.

De stad kent een andere dynamiek, is continu in transformatie. De afleesbaarheid van de ontstaansgeschiedenis is belangrijk voor de herkenbaarheid en eigenheid van een stad. De complexe gelaagdheid die ontstaat wanneer bij elke nieuwe ontwikkeling wordt voortgeborduurd op de historische structuren levert een boeiende en krachtige stad op.

Een voorbeeld van een gebouw van Rob Hendriks, dat continue meebeweegt met de vraag, is te zien in dit filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=LXQ4IpxOlWI

3- Wanneer is je passie voor ruimtelijke vormgeving begonnen?

Misschien was het al op jonge leeftijd. Ik maakte namelijk toen ik zes was al een werkstuk over architecten, maar heb er nooit bewust iets mee gedaan. Uit een test bleek overigens wel dat ik goed ruimtelijk inzicht heb. Pas toen ik studeerde leerde ik van docent Dieter Besch de dimensies van het ontwerpproces kennen; hoe kom je samen met je opdrachtgever/gebruiker tot een ontwerp. Die benadering gaat in tegen het traditionele beeld van een architect die een creatie schept. Op dat moment wist ik dat ik mijn roeping gevonden had.

4- Wie is je favoriete architect?

Dat is zonder twijfel Lucien Kroll. Ik heb als beginnend architect voor zijn bureau gewerkt en zijn participatieve benadering is uniek te noemen. Zijn gebouwen zijn vaak atypisch omdat hij het proces om samen met toekomstige gebruikers tot een ontwerp te komen, centraal stelt. In Enschede zie je deze ontwerphouding terug in Prismare, van architect Peter Hübner.

5- Wat is de mooiste of grappigste uitspraak die je ooit over architectuur hoorde?

Ook hier neem ik een voorbeeld van Kroll. Hij kreeg de opdracht in een ville nouvelle bij Parijs. Hij startte een participatieproces met alle 200 bewoners van de nieuwe wijk. Iedereen moest kunnen aangeven hoe hij wilde wonen. Bijzonder daarbij was, dat als tussentijds een bewoner vertrok de nieuwe bewoner moest voortborduren op hetgeen met de vorige bewoner was bereikt. Het leidde tot de bouw van een rijk en complex buurtje met een ontstaansgeschiedenis als die van een Frans dorp. Zeer afwijkend voor het Frankrijk in die tijd met de centrale stadsplanning. De fotograaf voor een Japans architectuurblad, dat na de bouw over het project wilde schrijven, belde naar het architectenbureau omdat hij het plangebied niet konden vinden. Het bleek dat hij er middenin stond.

Zo’n participatieve aanpak hebben we in Enschede met Marijke van Hees als wethouder ook aangezwengeld. In de Haverstraatpassage was er een uitdaging om tot een plan voor gevelwandverbetering te komen, maar dat schoot niet op omdat iedereen naar de gemeente keek om iets te initiëren. Marijke heeft de bal toen bij de ondernemers zelf neergelegd en ze uitgedaagd na te denken over wat voor straat ze willen zijn en wat ze daar zelf aan wilden doen. Uiteindelijk heeft dat geleid tot een mooi plan en vele gevelverbeteringen.

6- Wat zie je als de grootste ruimtelijke uitdaging van de komende 10 jaar?

Een van de belangrijkste kwesties de komende jaren zal zijn hoe we, ook in de stad, een antwoord kunnen geven op de klimaatverandering. Voor gebouwen is de energietransitie daarbij van groot belang, maar het is niet een probleem dat sectoraal is op te lossen. In het noorden, waar ik woon, zijn we inmiddels gewend adaptief te zijn bij veranderende omstandigheden door de aardbevingen en bevolkingskrimp. De ontwerper kan bij dit soort complexe vraagstukken behulpzaam zijn door met beelden integraal perspectieven zichtbaar te maken aan beleidsmakers of de politiek.

Afbeelding1

Woongebouw De Eekenhof aan de Lonnekerspoorlaan in Roombeek

Zuidkamp_2

Gebouw op het Zuidkamp voor de transfomatie

Zuidkamp_3

Gebouw op het Zuidkamp na de transfomatie

klokkenplas

Stadhuis van Enschede door Friedhoff

Lochal_tilburg

Lochal, stationszone Tilburg

Portret Jeroen Diepemaat

Zes vragen over stad en architectuur voor Jeroen Diepemaat, wethouder bij de gemeente Enschede. Hij houdt zich bezig met stedelijke ontwikkeling, wonen, bedrijventerreinen, cultuur, citymarketing en stadsdeel Noord.

 1- Wat vind jij de mooiste plek in Twente?

Uiteraard ben ik bevooroordeeld omdat ik er zelf gewoond heb, maar ik vind Roombeek de mooiste plek. De Oude Markt als huiskamer van de stad zou ook in aanmerking komen, maar Roombeek is een echte stadswijk met alle functies en voorzieningen die daarbij horen. Je hebt goede, moderne woningen, plekken waar gewerkt wordt, voorzieningen voor de dagelijkse boodschappen en leisure. Ook voor de vuurwerkramp was het een gemengde wijk en ik ben blij dat het dat nu ook is. De textielgeschiedenis heeft daarbij natuurlijk een belangrijke rol gespeelt. Ik heb wel iets met plekken met historie. Toen ik studeerde woonde ik anti-kraak op het Zuidkamp in Z15, een van de gebouwen die daar door de Duitsers in de oorlog is gebouwd voor militaire doeleinden, maar die vanuit de lucht moesten lijken op Twentse boerderijen. Prachtig om te zien hoe dat pand nu is omgevormd tot twee moderne woningen!

2- Wat vind jij het belangrijkste aan een stad?

Steden moeten voor mij niet alleen mooi zijn om te zien, ze moeten functioneren. Dat vraagt om buurten met een goede samenhang tussen de functies. Heel anders dan monofunctionele wijken die we na de oorlog hebben gemaakt. Gelukkig is er steeds meer waardering voor levendige stadswijken, iets waar ik in Enschede met bijvoorbeeld Centrumkwadraat verder aan bouw.

3- Wanneer is je passie voor ruimtelijke vormgeving begonnen?

Tijdens mijn studie ben ik al gekozen in de gemeenteraad. Daar maakte ik voor het eerst kennis met plannen voor stedelijke ontwikkeling. Vanaf dat moment ben ik anders naar steden gaan kijken. Als je door een stad loopt ga je automatisch anders kijken. Hoe functioneert de stad, wat voor mogelijkheden liggen er om het te verbeteren? Daarom ben ik erg blij met deze portefeuille. Je ziet wat de keuzes die je maakt in projecten met het functioneren van de stad doen.

4- Wat is de mooiste of grappigste uitspraak die je ooit over architectuur hoorde?

Ik moet altijd erg lachen om lijstjes van het lelijkste gebouw of plek. Enschede staat ook vaak op die lijstjes. Er zal toch ergens een architect zijn die zich dan achter de oren krabt; de meeste gebouwen zullen toch vanuit een visie van diegene zijn neergezet.

5- Wie is je favoriete architect?

Ik ben geen vakdeskundige, dus ik moet het zoeken in architecten wiens werk ik ken. Dan kies ik voor Friedhoff, de architect van ons stadhuis. Ik vind het bijzonder dat hij een sober, maar stijlvol en zeer functioneel gebouw heeft ontworpen dat na 85 jaar nog steeds uitstekend voor zijn functie geschikt is. Een hele tegenstelling met sommige recentere gebouwen die alweer afgebroken zijn. Daarnaast vind ik crossovers in kunst en cultuur altijd erg mooi. Bijvoorbeeld in de muziek. Mijn favoriete band Muse gebruikt bij concerten een podium dat er als een gebouw uit ziet. Door prachtige lichteffecten, beelden en dans/acrobatiek komt het podiumbouwwerk als het ware tot leven.

6- Wat zie je als de grootste ruimtelijke uitdaging van de komende 10 jaar?

Ik denk dat de herontwikkeling van binnensteden ons nog lang gaat bezighouden. Je ziet veranderende behoeften en daar kunnen we juist met gemengde plekken in de buurt van stations op inspelen. Monofunctionele gebieden moeten worden omgevormd tot levendige stadswijken en gebouwen en gebieden moeten we verduurzamen. Een mooi project vind ik de stationszone in Tilburg. Daar is industrieel erfgoed hergebruikt voor hedendaagse functies. Vooral de Lochal is fantastisch, jong en oud komt nu in deze tot bibliotheek getransformeerde plek. Dat geeft ook aan het gebied een enorme boost!

20200701 boom in binnenstad

Catalpa op de hoek van de Haverstraatpassage en de Stadsgravenstraat te Enschede

20200511 het belang van bomen

Bomengroep in de Wesselerbrink te Enschede

Portret Anneke Coops

Zes vragen over het landschap voor Anneke Coops, landschapsarchitect en ervenconsulent bij Het Oversticht en lid programmaraad Architectuurcentrum Twente

1- Wat is jouw favoriete Twentse landschap?

In Twente kan ik erg genieten van de glooiende open es in de winter, bijvoorbeeld die bij Vasse of bij Delden. Of anders wel van de brede donkere lanen in het Haagse bos of het weidse uitzicht bij de koepel vanaf de Tankenberg. Plekken waar je ver weg kunt kijken maar ook niet alles kunt overzien. Wat is er achter die glooiing en na die bocht aan het eind? Een van de mooiste ontworpen plekken in Twente is voor mij de Umfassungsweg op Twickel, door landschapsarchitect Petzold aangelegd rond 1890 en in 2009 gerestaureerd door landschapsarchitect Michael van Gessel. Vol verrassingen en verschillende sferen.

2- Wat trekt jou zo aan in deze landschappen?

Heel vaak is dat de combinatie van uitzicht en geborgenheid. De verrassing. Ik wil niet alles in een keer kunnen overzien. Maar daar wil ik wel heen, omdat mijn nieuwsgierigheid is gewekt. Tegelijkertijd hou ik ook van helderheid. In een ontworpen landschap spreekt mij de klaarheid meer aan dan het troebele. De duidelijke lijn. Met alweer de verrassing! In een stad of in een gebouw werkt dat net zo voor mij. De rechte straat wordt interessant als er een klein bochtje in zit. Het heldere gebouw krijgt karakter door een speels aangebracht element wat je niet op het eerste gezicht had gezien.

3- Wanneer is je passie voor ruimtelijke vormgeving begonnen?

Als kind ging ik met mijn ouders wandelen en leerde ik veel over vogels, planten en over het landschap waarin ze voorkwamen. Ook hield ik heel erg van tekenen. De keuze voor de studie landschapsarchitectuur was eigenlijk heel logisch. Ik kon mijn belangstelling voor ‘groen’ combineren met mijn creatieve drang. Tijdens de studie ontstond pas het besef wat ruimtelijke vormgeving betekent!

4- Wat is de mooiste uitspraak die je ooit over architectuur/stedenbouw hoorde?

Wat ik altijd heb onthouden sinds mijn studietijd en waarvan ik nog steeds vind dat het zo waar is, is een uitspraak van Jane Jacobs. De essentie is: steden hebben bomen nodig. En zet liever een grote boom op een plein dan een stel kleine boompjes. Die boom geeft schaduw, verkoeling, geborgenheid en heeft karakter. Ik zie al jaren een tendens in steden (en dorpen) om kleinere en smalle bomen in straten te planten. Jammer! Wat mij betreft krijgen de straten en pleinen hun verblijfsfunctie terug en wordt de auto (nog meer) teruggedrongen. Ruimte voor mensen!

5- Wie is je favoriete landschapsarchitect?

Ik heb hem hiervoor ook al genoemd: Michael van Gessel was voor mij een voorbeeld in mijn studietijd en ik zie hem nog steeds als een van de beste landschapsarchitecten van Nederland. Ik heb veel geleerd van zijn manier van kijken, analyseren en vormgeven. Met zijn renovatie van het verwaarloosde Park Groeneveld in Baarn liet hij al zien hoe je een heldere nieuwe laag in een landschap of een park kunt aanbrengen met veel respect voor het oorspronkelijke ontwerp.

6- Wat zijn in jouw optiek de grootste ruimtelijke uitdagingen waar Twente zich voor geplaatst ziet?

Er zijn heel veel uitdagingen de komende jaren, en absoluut niet alleen in Twente! Ons staan nog meer crisissen te wachten met grote ruimtelijke gevolgen. De aarde wordt al decennia uitgeput door de mensen en daar gaan we de komende jaren steeds meer last van krijgen. Ik verwacht dat de verandering van ons klimaat ons voor hele grote uitdagingen stelt. De druk op de ruimte neemt toe. Tegelijkertijd neemt maatschappelijk draagvlak voor noodzakelijke grote ingrepen af – om in onze steeds grotere energiebehoefte te kunnen blijven voorzien, om de veengebieden te behouden, om een andere landbouw te bedrijven. Dat heeft volgens mij in ieder geval twee oorzaken: de noodzaak van die ingrepen wordt niet goed of in de verkeerde volgorde uitgelegd en mensen vinden het in het algemeen erg moeilijk om verder vooruit te kijken dan hun eigen levensduur en abstracter te denken dan hun eigen leefwereld. We moeten toekomstscenario’s blijven verbeelden en toelichten!